donderdag 29 november 2012

Arthur Phillips


egyptoloog.jpg

Arthur Philips - 'De Egyptoloog'

Dit boek heb ik pas uitgelezen. Hoewel het vlot leest heeft het een tijdje aangesleept. Het verhaal intrigeert wel en je wilt weten hoe het uiteindelijk afloopt maar tussenin verflauwde mijn aandacht een beetje. Dat lag niet echt aan de personages of de verhaallijn, maar aan het gebrek aan spanning. Er gebeurde niet echt iets in het middenstuk van het boek. Het begin en einde intrigeert dan weer wel.
De verhaallijn is als volgt: In 1922 wil egyptoloog Ralf M. Trillipush de tombe van een obscure Egyptische koning opgraven. Alleen zijn er 2 twijfels, is die persoon wel egyptoloog en heeft die koning wel echt bestaan? Bovendien zijn er ook nog twee -vermoedelijke- moorden in het spel. Australisch detective Ferell onderzoekt de zaak die hem van Sidney naar Londen, Boston, Caïro en het Dal der Koningen brengt. Toch is niet Ferell maar Trillipush hier het hoofdpersonage. De -verwaande- mijmeringen van Trillipush worden uitgezet tegen de verdenkingen die Ferell koestert. 
Trillipush vindt uiteindelijk een tombe maar vindt hij er de schatten waar hij op hoopte? Is Trillipush eigenlijk wel Trillipush? De lezer wordt achtergelaten met een boel vraagtekens...
Mijn theorie: Trillipush is gedood tijdens het Gallipoli- offensief en wordt nu gepersonifieerd door een van de twee 'doden'. Maar dewelke dan? 
Een aanrader voor wie een detectiveverhaal wil lezen dat zich afspeelt in het Egypte van net na W.O.I.
Oh ja: In 1922 vond Carter het graf van Toetanchamon. Ook dit komt in het boek aan bod en de verwensingen en jaloerse opmerkingen van Trillipush die er in feite naast graaft en een vrijwel niets schijnt te vinden liegen er niet om. Best grappig. 

dinsdag 27 november 2012

Virginie Loveling

Oorlogsdagboeken door Virginie Loveling

Dit boek heb ik relatief snel uitgelezen. Hoewel niet altijd even vlotte literatuur is het wel interessant en vooral zeer aangrijpend. In het begin is er nog de relatieve herkenbaarheid van het dagelijkse leven in een grote stad, maar naarmate je verder leest wordt het grimmiger en grimmiger. Eerst is er nog de overtuiging dat oorlog tegen Kerst zal gedaan zijn, maar na Kerstmis 1914 geeft men de hoop op een snel besliste oorlog op. Gent wordt bezet door de Duitsers en hoe langer hoe meer voelen de bewoners zich bedreigd en opgesloten. Verzet tegen de Duitse bepalingen wordt snel bestraft, hetzij met boetes, gevang of de dood. Wat bruikbaar is wordt in beslag genomen: paarden, vee, eieren,... Naarmate de oorlog vordert ook dekens, ijzerwaren, kopergerief,... (de laatste om te smelten voor kogels.) 
Loveling schrijft vanuit een zeer menselijke visie, niet alle Duitsers zijn slecht en vele zijn misleid. Zo schrijft ze over die ene Duitser die werkelijk gelooft dat de Belgen het Duitse bestuur verwelkomen. Ze schrijft ook over de behulpzaamheid die sommige Duitsers aan de dag leggen en de angst en eenzaamheid die sommigen onder hen, zo ver van huis, treft. Ze worstelt met haar gevoelens hierover: is het wel goed medelijden te hebben met de individuele vijand? Is dat dan verraad aan onze jongens aan het front? Het zijn die passages die tonen dat Loveling zich niet laat leiden door anderen en een eigen standpunt inneemt waarin ze steeds de mens en niet het systeem als maatstaf neemt. 
Ze beschrijft treffend het leven in een bezette stad, elke vorm van informatie wordt achtergehouden, brieven (verzonden en ontvangen) gecensureerd en enkel goed nieuws over een Duitse overwinning wordt verspreid. Het is fascinerend te lezen dat desondanks de censuur de burgers van Gent toch min of meer op de hoogte waren van wat er speelde. Zo schrijft Loveling over de neerstorting van een Duitse zeppelin, de terechtstelling van Edith Cavell, de straffen in een dorp dat zich verzet tegen de duitse bezetting,... Nieuws dat gestaag komt binnendruppelen en soms met gevaar voor eigen leven wordt verspreid in vlugschriften. 
Ze maakt zich ook steeds meer zorgen om haar dagboek, het is burgers verboden hun indrukken op te schrijven. Steeds weer zoekt ze nieuwe bergplaatsen en ze vertelt niemand over haar dagboek. In november 1916 blijkt dat ze gelijk had voorzichtig te zijn, haar huis wordt doorzocht maar gelukkig wordt er niets gevonden. 
De inventiviteit van burgers in oorlogsnood wordt ook niet vergeten. Smokkelaars vonden steeds nieuwe middelen om levensmiddelen te verkrijgen. Zo is er het verhaal van een vrouw die een hesp inbakerde als een klein kind en met die vermomming de tram nam onder de neus van de Duitse bezetter. 
De Vlaamse zaak komt sporadisch aan bod, ze vermeld de vervlaamsing van de Gentse universiteit door de Duitsers. Hoewel de Vlaamse zaak toegedaan vindt Loveling dit een stap te ver, heulen met de bezetter zou de Vlaamse zaak geen goed doen, integendeel. 
Om af te sluiten: dit boek is voor mensen met een interesse in W.O.I en literatuur. Het is geen hapklaar leesvoer ter ontspanning maar wel uitermate boeiend. Mij bleef het boeien van de eerste tot de laatste passage.